Tweetalig opvoeden, hoe gaat dat eigenlijk?
door Miriam · 17 januari 2021
Andrea en ik krijgen vaak de vraag of we onze kinderen tweetalig opvoeden. In het begin vond ik dat vreemd. Waarom zouden we dan niet doen? Onze kinderen hebben een Nederlandse moeder (hoi!) en een Italiaanse vader, dus ja. Voor ons is het antwoord vanzelfsprekend: we vinden het belangrijk dat zij kunnen communiceren met de familie in Italië, dus ja. We voeden hen tweetalig op. Dat is niet altijd makkelijk, maar wel vermakelijk.
Naarmate ik de vraag vaker kreeg, begreep ik dat het vooral een manier is om het onderwerp aan te snijden. Mensen zijn er nieuwsgierig naar. En over tweetalig opvoeden zijn de meningen nogal verdeeld. De een denkt dat het verwarrend is voor kinderen en dat het voor taalachterstand zorgt. De ander vindt het juist een verrijking. Studies tonen echter de vele voordelen aan van een tweetalig brein. Zo zijn tweetalige kinderen beter in geheugenspelletjes (dat hebben we gemerkt!) en krijgen ze op latere leeftijd minder snel Alzheimer (laten we het hopen!).
Tweetalig opvoeden
De beste regel om te volgen is één ouder, één taal. Elke ouder spreekt zijn eigen moedertaal tegen zijn of haar kind. Dat vergt veel discipline, niet elke ouder heeft daar zin in. Ingewikkeld wordt het als de ouders elkaars moedertaal niet begrijpen. Dan kan het gebeuren dat iemand binnen het gezin zich buitengesloten voelt. Vaak is er dan ook nog een derde taal in het geding, de taal die de ouders met elkaar spreken (veelal Engels). Maar dat zijn geen dingen om je zorgen over te maken. Kinderen zijn flexibel en hebben flexibele hersentjes.
Bij ons thuis is Nederlands de dominante taal, omdat de kinderen in Nederland naar school gaan. Ik spreek goed Italiaans, maar zou - volgens de regel - alleen mijn moedertaal mogen spreken met de kinderen. Maar omdat ik erg graag Italiaans spreek, houd ik me niet voldoende aan die regel. Andrea heeft de taak om de kinderen het Italiaans bij te brengen, maar die is minder vaak thuis (al is dat de laatste tijd ook wel anders). Dus hebben we afgesproken dat we thuis zoveel mogelijk Italiaans praten. We lezen boekjes in het Italiaans en kijken (teken)films in het Italiaans. Zo keken we met kerst Home Alone met Italiaanse nasynchronisatie. Dat is voor Andrea zijn Nederlands misschien niet rendabel, maar dat is een bewuste keuze.
Woordkeuze
Elke dag verwonder ik me over het gemak waarmee de jongens nieuwe woorden leren. In het begin zagen we dat de mannen vooral de makkelijkste woorden kozen uit elke taal. Ze zeiden liever camion dan vrachtwagen. En de woorden die met eten te maken hadden, waren - hoe kan het ook anders? - bijna allemaal Italiaans: pane (brood), pomodoro (tomaat), burro (boter). Zelf zijn ze er ten volle van bewust dat ze twee talen spreken. Voor Nicola is de wereld verdeeld in mensen die ja en nee zeggen (en dus Nederlands praten) en mensen die sì e no zeggen (de Italianen).
Soms voer je dan dit soort gesprekken met je kinderen:
Matteo (5): 'Mama ik weet hoe je tonijn in het Italiaans zegt. Dat is tonno.'
Mama: 'Heel goed. En is konijn dan conno?'
Matteo (5): 'Nee joh!'
Nicola (3): 'Dat is coniglio, mama.'
Natuurlijk ben ik daar trots op. Mijn ouders kijken altijd met een verwonderende glimlach naar hun kleinkinderen als ze met hun vader praten. Maar we maken er nooit zo'n ding van, ik zal er nooit over opscheppen. Met de globalisatie van tegenwoordig zijn er zo veel kinderen die met twee talen opgroeien (zeker hier in Rotterdam), zij zijn daarin niet unieker of specialer dan veel van hun leeftijdgenootjes. Maar ik geniet er wel intens van als ik die schattige stemmetjes hoor die mijn lievelingstaal praten.
Verwarring
Natuurlijk is er ook veel verwarring. Zowel in het Nederlands als in het Italiaans is hun taal niet perfect. Dan merk je vooral in zinsvolgorde en grammatica. Italiaanse volzinnen hebben de Nederlandse woordvolgorde en dat klinkt voor geen meter (om het maar even bot te zeggen). Nicola is de kletskous van de twee, de chiacchierone. Als hij wat wil zeggen - en dat is vaak - dan roept hij: 'Voglio cosa dire!', een letterlijke vertaling van 'Ik wil iets zeggen!' (correct zou zijn: Voglio dire qualcosa'). We weten dat die verwarring nog wel bijtrekt. Dat de scheiding tussen Italiaans en Nederlands met de jaren steeds duidelijker wordt. Matteo gaat nu naar groep 3, en gaat dus serieus aan de slag met letters en woorden. Sinds kort gaan de jongens ook naar Italiaanse les, zodat de Italiaanse taal een volwaardig plekje krijgt in hun hoofd.
Maar het levert ook grappige situaties en vindingrijke woorden op: Nicola noemde een haai bijvoorbeeld een vishond, omdat het Italiaans een pescecane is. En hij zei een keer dat hij in het water had geplast, omdat il water de wc-pot is in het Italiaans. Gelukkig zeggen de jongens altijd acqua als ze water willen, want als ze in Italië om een bekertje water zouden vragen, zou dat weer rare blikken opleveren. Kortom: tweetalig opvoeden vergt tijd, zin en discipline. Maar het is in alle opzichten de moeite waard.